Text
by Jessica Gysel

2022
I SEE / YOU MEAN

What a fine production line

In een interview met M Leuven’s Eva Wittocx citeert Kato Six Gertrude Stein: ‘I am inclined to believe there’s no such things as repetition. The inevitable seeming repetition in human expression is not repetition but insistence.’ Het typeert het werk van de in Brussel wonende kunstenaar ten voeten uit. Haar creaties zijn arbeidsintensief en laten allerlei vormen van ‘pertinente herhaling’ zien. Zo is er een knoop (niet als in een knoop van een jas, maar als in een scheepsknoop, een vorm gecreëerd met een touw) die letterlijk haar werk aan elkaar knoopt. Een keer in de vorm van een tekening, dan weer als de structuur van een mattenklopper die zorgvuldig en in allerlei variaties getuft is op een metershoog tapijt, dan weer als een uitvergroting – een dik keukentouw – dat per plek waar het wordt geëtaleerd een nieuwe vorm krijgt. Kato moet haar hele lichaam gebruiken om het in de plooi te krijgen.

De aandachtige toeschouwer ziet door de patronen, vormen, vlakken en specifieke kleurstellingen Kato’s achtergrond als grafisch ontwerper doorschemeren. Het zijn als het ware schematische voorstellingen van de handeling zelf. En misschien ook wel een rigide manier van werken, ingegeven door beperkingen, die voor haar een verrijking zijn. Zo maakte ze Striped Knitwear, een serie potloodwerken op papier tijdens een verblijf in New York, omdat ze niet in de mogelijkheid was om grote werken mee terug naar huis te nemen. Ik ben zelf nog het meest onder de indruk van haar serie Carpet Beater Carpet, die ze voor het eerst laat zien tijdens haar aankomende tentoonstelling bij M Leuven. Bijna een jaar lang tufte ze elke dag tapijten met daarop de afbeelding van een mattenklopper in een kleine benedenkamer in haar huis, in afwachting van een nieuwe atelierruimte. Faut le faire.

Kato wordt blij van steeds weer wandelen door dezelfde straat en altijd weer iets nieuws zien. Of steeds opnieuw dezelfde plek bezoeken. Het ritme en de frequentie waarmee dagelijkse, bijna banale dingen voorbijkomen. En van handwerk. Het lichamelijke, fysieke werk. Het werk dat ze verricht wanneer ze zich verdiept in materialen. Hoe je door dingen te maken materiaal leert kennen. En hoe deze materialen veranderen. Haar serie ‘stofwolken’ bijvoorbeeld, ontstaan toen ze bij het opschuren van een rode mdf plaat opmerkte hoe het stof zich als een rode gloed op de muur nestelde. Het residu werd een werk, en door continu te experimenteren hoe ‘stof’ op een sjabloon aan te brengen, excelleert ze op dit moment in de techniek. En dat geldt basically voor al haar werk.

Kato zegt dat het lichamelijke, de fysieke arbeid, de concentratie en het learning by doing wanneer ze zichzelf weer een nieuwe methodiek aanleert, een stil protest is. Een antwoord (of noem het gerust kritiek) op hoe werk van vrouwelijke kunstenaars helaas nog steeds te vaak wordt bekeken. Het vastgeroeste idee dat patronen refereren naar huishoudelijkheid, en de bijhorende ‘bezigheden’ als weven, tekenen, tuften. Voor Kato zijn het ‘sowen/stikken’ met de naaimachine en het ‘sowen/zagen’ van een plank gelijkwaardig. Er is voor haar geen verschil tussen zachte (lees vrouwelijke) of harde (lees mannelijke) arbeid. Haar werk met riet, als onderzoek naar haar mattenkloppers, is fysiek heel intense arbeid. Het vereist vakmanschap, geduld, volharding en herhaling. Ik verwijs graag terug naar de eerste zin. From A to B and Back Again.